Waarom helpen
deze vragen?

We noemen deze vragen ook wel kantelvragen, omdat ze je helpen in je rol als mogelijkmaker in plaats van middelenmaker.

Deze vragen helpen je op twee manieren. Enerzijds geven ze je inzicht in de verandering. Anderzijds versterken ze je rol als communicatieadviseur. Hieronder zie je het verschil tussen de traditionele vragen en de kantelvragen.

Traditionele communicatieplan
  1. Wat is het organisatiedoel?
  2. Wat is het afgeleide communicatiedoel? (kennis, houding, gedrag)
  3. Wat zijn de doelgroepen?
  4. Wat is de kernboodschap? 
  5. Welke middelen worden ingezet?
  6. Wat is de planning?

Deze vragen gaan uit van afgebakende doelgroepen die je wilt bereiken. Groepen mensen die je met hulp van een uitgebalanceerde set van voorlichtingsmiddelen met kernboodschappen informeert over de verandering.

De communicatiedoelen gaan over kennis-, houdings- en gedragseffecten bij die doelgroep, te behalen door het verstrekken van informatie. Deze aanpak ziet communicatie als een lineair/topdown proces waarin geen ruimte is voor de rol van betekenisgeving in verandering.

Deze vragen brengen je in de rol van opdrachtnemer, jij gaat met het werk naar huis!

Plan communicatiekracht versterken
  1. Wat wil je bereiken voor de organisatie? (resultaat)
  2. Wat speelt er? (context)
  3. Wie spelen er een actieve rol in de communicatie? (spelers)
  4. Wat houdt die communicatierol in? (rol)
  5. Wat hebben de spelers nodig om hun communicatierol te kunnen vervullen? (competenties / behoeftes)
  6. Hoe helpen we de spelers in hun communicatierol? (aanpak incl. planning)

Deze vragen leggen een groot accent op mensen, de spelers (i.p.v. doelgroepen). Spelers zijn gelijkwaardig, zelf communicerend en kritisch, en hebben een eigen rol in communicatie. Deze vragen helpen je die rol te ontdekken en wat ze nodig hebben om die rol te vervullen. 

Zo helpen de vragen je om de (persoonlijke) communicatiekracht van anderen te versterken. Als communicatieprofessional ben je ook een speler, met een rol die inzet op ‘toerusten’ in plaats van ‘overnemen’. 

Bovendien ontstaat met het stellen van deze vragen een gelijkwaardige relatie met de projectmanager.